Voor het eerst werden er openlijk grappen gemaakt, door de presentatoren, over de aanwezige gays op het Songfestival (COC Amsterdam heeft een officiële reporter in Kopenhagen). De grappen vielen een beetje in het water, althans in de zaal. Het valt hier namelijk reuze mee met de homozichtbaarheid; slechts enkelen maken ‘er’ werk van, zoals bijgaande Nederlanders. Wel is er in de stad een LGBT-dorp, waar het niet erg druk is vanwege het slechte weer.
Wel hebben we natuurlijk de Oostenrijkse Conchita Wurst, en daarover berichten de media uitgebreid. De nieuwswaarde ervan is beperkt, omdat het grote taboe natuurlijk al jaren terug doorbroken is door Dana International.
Pikanter was het boegeroep bij de selectie van Rusland. Het viel eigenlijk wel mee, het was erg kort, maar het belooft weinig goeds voor de finale op zaterdag. Iedereen weet er nu van, anders dan dinsdag waar de helft van het publiek het niet doorhad, dus als het publiek kwaad wil is het nu het moment.
De selectie van Ilse en Waylon kwam in de zaal een beetje als een verrassing. De kleinschalige act deed het op tv blijkbaar veel beter dan in de zaal. Je zag niet veel en het geluid was ook nog eens slecht. In de zaal is de act van Zweden het meest aansprekend. Sowieso is de beleving in de zaal heel anders. In de onderbrekingen valt de aandacht weg, en de acts zijn gericht op de camera’s en niet op het publiek. De belichting is bijvoorbeeld heel anders dan bij een ‘normaal’popconcert; daar staan de schijnwerpers vol op de artiest, dat is bij tv niet nodig. Het bekendste merk van dit type spotlight is Super Trouper, juist ja, van die ABBA song.